Zaaksvervanging

De problematiek rond zaaksvervanging (art. 1:95 lid 1 BW) is weerbarstig. In de context van het Nederlandse huwelijksvermogensrecht speelt de levering van goederen een cruciale rol bij de bepaling van de vermogenssamenstelling van echtgenoten. Daarnaast is het van belang te bepalen uit welk vermogen het goed betaald is. Hieruit volgt dat een goed kan worden toegewezen aan het privévermogen van een van de echtgenoten, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Er kunnen bij een eventuele scheiding complexe en ongewenste situaties ontstaan. Maar ook tijdens de relatie kan het spanningen met zich meebrengen. Het is belangrijk hier goed mee om te gaan om problemen te voorkomen.

De Rol van Levering en Betaling bij Zaaksvervanging

1. Levering van het Goed

Levering is een essentieel juridisch proces waarmee eigendom van een goed wordt overgedragen van de ene partij naar de andere. In het geval van echtgenoten speelt de levering een sleutelrol bij de vaststelling tot welk vermogen een goed behoort, of dat nu het privévermogen van een van de echtgenoten is of de gemeenschap van goederen.

  • Levering en Eigendom: Levering is het moment waarop de eigendom van een goed formeel wordt overgedragen. Bij roerende zaken gebeurt dit meestal door de feitelijke overgave van het goed, terwijl bij onroerende zaken een notariële akte en inschrijving in het kadaster vereist zijn.

2. Betaling en Herkomst van het Vermogen

De oorsprong van de fondsen waarmee een goed wordt betaald, is van cruciaal belang bij het bepalen van de vermogensstatus van dat goed.

  • Betaling Uit Privévermogen: Wanneer een goed geheel of grotendeels (meer dan 50%) wordt betaald uit het privévermogen van een van de echtgenoten, en de levering van het goed ook aan die echtgenoot plaatsvindt, wordt dit goed tot het privévermogen gerekend. Dit is een vorm van zaaksvervanging, waarbij een nieuw goed in de plaats komt van een goed of geld uit het privévermogen.

  • Betaling Uit Gemeenschapsvermogen: Als de betaling voor een goed volledig of grotendeels (meer dan 50%) uit het gemeenschapsvermogen komt, behoort het goed tot de gemeenschap van goederen, ongeacht wie het in ontvangst heeft genomen. Hieruit volgt dat een goed dat gekocht wordt met gemeenschapsmiddelen, ook tot de gemeenschap behoort, tenzij er duidelijke afspraken of huwelijkse voorwaarden zijn die anders bepalen.

Voorbeeld van een onwenselijke situatie

  • Aankoop auto € 60.000.

  • Er komt € 40.000 uit privévermogen en € 20.000 uit het gemeenschappelijke vermogen.

  • Er wordt geleverd aan beiden. Hierdoor valt de auto in de gemeenschap. Ongeacht dat één van de partners meer dan 50% heeft betaald uit privévermogen. Er is niet aan de leveringseis voldaan dat uitsluitend aan die partner is geleverd om de auto tot het privévermogen toe te delen.

  • Er ontstaat een vergoedingsrecht van € 40.000 op de gemeenschap. Het is een verbruiksgoed, dus het recht is nominaal.

  • Na 5 jaar is de auto nog € 30.000 waard en het echtpaar gaat scheiden.

  • De auto wordt verdeeld, maar het vergoedingsrecht van € 40.000 moet ook betaald worden.

Jurisprudentie

Uit de rechtspraak blijkt dat de wijze van levering en de bron van betaling doorslaggevende factoren zijn bij de bepaling van de vermogensstatus van een goed. Hier zijn enkele relevante voorbeelden:

  • Hoge Raad 8 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2274: De Hoge Raad oordeelde dat de woning in het privévermogen van de man viel, ondanks dat het andere deel al in de gemeenschap was gevallen. Dit omdat de uitsluitingsclausule alleen gold voor het deel van de woning dat de man van zijn moeder had gekregen. De gemeenschap had echter wel recht op een vergoeding voor het deel van de woning dat de man zonder uitsluitingsclausule uit de nalatenschap van zijn vader had verkregen. Dit vergoedingsrecht ontstaat omdat de gemeenschap een investering in de privéwoning heeft gedaan door de overerving van het aandeel van de vader zonder uitsluitingsclausule.

  • Rechtbank Zeeland - West-Brabant, 14 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2643: Het geschil draaide voornamelijk om de vraag of een woning, die volledig was gefinancierd met privévermogen van de man, tot de huwelijksgemeenschap behoorde en welke vergoedingsrechten hieruit voortvloeiden.

    De rechtbank oordeelde dat, hoewel de woning met privévermogen van de man was aangekocht, deze toch deel uitmaakte van de huwelijksgemeenschap. Dit betekent dat de waarde van de woning gedeeld moest worden bij de echtscheiding. De man had echter recht op een vergoedingsrecht ten aanzien van het bedrag dat hij had geïnvesteerd vanuit zijn privévermogen​​.

    Daarnaast kwam naar voren dat de vrouw geen recht had op een vergoedingsrecht voor de kosten die zij beweerde te hebben gemaakt voor de verbouwing van de woning, omdat zij deze uitgaven niet voldoende had onderbouwd. De man kreeg daarentegen wel een vergoedingsrecht toegekend voor bedragen die hij uit zijn privévermogen in de woning had geïnvesteerd, waaronder een bedrag dat hij van zijn ouders had geërfd onder uitsluitingsclausule.

Conclusie

De bepaling tot welk vermogen een goed behoort, hangt sterk af van de levering en de herkomst van de betalingen. Een goed kan als privévermogen worden aangemerkt als het voor meer dan de helft uit privévermogen betaald is en aan de desbetreffende echtgenoot geleverd wordt. Om problemen en conflicten te voorkomen, is het cruciaal om duidelijke afspraken te maken, een gedegen administratie bij te houden en zo nodig juridisch advies in te winnen bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden of notariële akten.

Wil jij mogelijke problemen in de toekomst voorkomen? Neem dan contact met mij op en ik help je verder om je juridische en financiële organisatie in je leven te harmoniseren.
Het eerste gesprek is altijd kosteloos.

Vorige
Vorige

Récompense en Reprise

Volgende
Volgende

Vergoedingsrechten